Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [21]Verder, [22]het licht [23]is zoet, en het is den ogen [24]goed de zon te aanschouwen; 21. Of, trouwens, of zekerlijk; alsof hij zeide: het is wel waar, enz. 22. Dat is, dit tijdelijke leven, dat men het licht der zon moge aanschouwen. 23. Dat is, het is de mens aangenaam. 24. Dat is, lieflijk.